Irene van Zeeland

Ontving een Fulbright-Netherland America Foundation beurs in 2010

“Na een tijdje in New York denk je anders over afstand na. In New York was het vanzelfsprekend om een uur met de metro te reizen, terwijl ik in Nederland tien minuten fietsen al ver vond. Die perceptie van tijd en afstand verandert heel erg als je vanuit een klein landje als Nederland naar een enorm land als de VS verhuist. Dat is eigenlijk nooit meer teruggedraaid. Ik denk veel makkelijker over landsgrenzen heen en ik kom sneller tot internationale samenwerkingen. Als iemand in de UK of Duitsland of India beter is om mee samen te werken, dan ga ik daarvoor in plaats van alleen maar binnen de Nederlandse grenzen te kijken. Over afstand en landsgrenzen denk ik niet meer zoveel na.”

Irene van Zeeland volgde een dansopleiding en werkt tegenwoordig als choreograaf, dansdocent en hoofd educatie en participatie bij het Holland Dance Festival. Ze ontving in 2010-2011 een Fulbright beurs voor een specialisatie in New York bij de Merce Cunningham Dance Company. Die periode in New York bracht haar een inspirerende tijd en bleek een waardevolle aanvulling op haar danscarrière. Tegenwoordig werkt ze in en vanuit Parijs, waar ze nog altijd Cunningham lessen geeft aan jonge dansers en choreografie en danscurricula ontwerpt. Meer dan een decennium na het ontvangen van haar Fulbright beurs vertelt Irene ons met veel enthousiasme over haar tijd in New York en hoe de connecties die ze overhield aan haar Fulbright beurs nu samenkomen in haar internationale carrière.

Cunningham

“Ik zat vanaf mijn vijftiende op de vooropleiding bij Codarts en kreeg daar al Cunningham lessen. Het is een danstechniek die heel dicht bij mijn hart ligt. Naast dat het mij fysiek goed ligt, is het een methode die ik interessant vind en waar ik graag meer over wilde leren,” vertelt Irene over haar beslissing om naar New York te gaan. “Merce Cunningham was een choreograaf die zich afzette tegen de tradities in de moderne dans. Hij was oorspronkelijk danser bij de Martha Graham Dance Company. Zij wordt ook wel de moeder van de moderne dans genoemd, maar Merce vond haar methoden niet ver genoeg gaan. Hij ging zich meer richten op de abstracte dans. Het feit dat een lichaam in de ruimte in beweging is, was in zijn overtuiging al interessant om naar te kijken. Zijn levenspartner was John Cage, een vrij bekende componist. Deze werkte veel met toeval in zijn composities en heeft dat ook overgedragen aan Merce. Hij bracht het toevalsprincipe in de creatie van de dans. Dat was erg vernieuwend in die tijd en is in mijn optiek daarna nooit meer overtroffen.”

Voordat Irene naar New York ging, rondde ze de Hogeschool voor de Kunsten af in Amsterdam. Daarna ging ze lesgeven, maar al gauw ontstond de behoefte aan meer verdieping. “Toen ik klaar was met mijn opleiding had ik het idee dat ik wel wist wat ik wilde met mijn leven. Dat veranderde snel toen ik ging lesgeven en het gevoel kreeg dat ik eigenlijk nog niets wist. Ik kreeg sterk de behoefte om ergens dieper in te duiken. Mijn interesse in Cunningham kwam steeds bovendrijven omdat ik me erg aangesproken voel door zijn ontwikkeling in het veld en wat hij veranderd heeft in het denken over de moderne dans en het creëren van choreografie.” Er waren binnen de Nederlandse grenzen alleen te weinig mensen die de Cunningham methode echt op niveau beheersten en daar goed les in konden geven. “Toen dacht ik: ik moet naar New York, naar de Cunningham Studio. Dat was dé plek.”

Er zat wel een flinke tijdsdruk achter haar plan. “Toen ik in Nederland afstudeerde was Merce net overleden. Voor zijn overlijden had hij aangegeven dat er na zijn dood niet eindeloos met datzelfde gezelschap mocht worden doorgegaan. Er mocht nog twee jaar met zijn werk getourd worden en daarna moest zijn company definitief ophouden te bestaan. Dat deed me beseffen dat ik mijn informatie nooit meer van de bron zou kunnen halen als ik niet nu ging.”

Fulbright beurs

Het was niet mogelijk om in één jaar tijd genoeg geld te sparen om de opleiding in New York te financieren, en dus ging Irene op zoek naar beurzen. Al gauw kwam ze bij het Fulbright programma uit. Ze twijfelde wel even of ze het aandurfde om een Fulbright beurs aan te vragen. “Toen ik me in de beurzen ging verdiepen zag ik dat er maar weinig kunstenaars met een beurs waren en al helemaal weinig dansers. Ik kwam bovendien van een HBO dansopleiding waar je geen cijfers krijgt zoals dat bij andere studies het geval is.” Ze dacht dat ze met haar vooropleiding maar weinig kans zou maken om door de selectie heen te komen. “Gelukkig had ik hele fijne mensen om me heen die me aanmoedigden om het vooral te proberen. Doe het nou gewoon, zeiden ze.” En daar is ze achteraf heel blij mee: “het krijgen van een Fulbright beurs is zo waardevol. De aanpak van een Fulbright beurs is holistisch. Je krijgt niet alleen een beurs, maar je leert elkaar kennen, kunt bij elkaar terecht en sluit vriendschappen voor het leven. Het is de motor geweest achter mijn avontuur.”

New York

In 2010 vertrok Irene naar New York. Ze financierde haar studie met een Fulbright-NAF beurs, een beurs van het Prins Bernhard Cultuur Fonds en een merit scholarship van de Cunningham Studio’s. Het leven in New York was in één woord fantastisch. De stad New York is niet per sé representatief voor de VS, vindt Irene, “maar het is wel de meest Europese stad van de VS en dat maakt het redelijk makkelijk om je aan te passen.” Het is een stad die altijd leeft en bovendien heel interessant voor liefhebbers van de kunsten. “Alles wat aan de basis staat van de Amerikaanse moderne dans ligt in New York onder handbereik. De Martha Graham Dance Company zit daar en de Alvin Ailey Dance Company – eigenlijk alle groten der aarde zijn in New York gevestigd of komen daar langs.” Het leverde haar veel inspiratie op. “Ik had het geluk dat ik allerlei studentenkortingen had en goedkoop naar het theater kon. Ik zat veel in het theater, van broadway musicals tot hele experimentele moderne dans. Het is een heel bijzondere ervaring om een voorstelling van bijvoorbeeld de Ailey Company mee te maken in de thuisstad  waar ook de fanbase zit. Het publiek daar reageert zo anders op zo’n voorstelling dan het publiek in Nederland. Als je daar New York zit, in zo’n klein theatertje, bovenop elkaar, waar iedereen knetterenthousiast is – dat is echt een hele ervaring.”

Ze genoot ook van de activiteiten die ter plaatse door het Fulbright programma en de Netherland America Foundation werden georganiseerd. “De NAF organiseerde picknicks in Central Park. Dat was heel leuk, want daar leerde ik ook mensen uit andere disciplines kennen. Ook het feit dat ik een Fulbrighter was leverde op veel plaatsen een ingang op. Zo ging ik naar Boston, omdat daar een jaargenoot aan de Medical School studeerde. Ik kende haar niet, maar het feit dat zij ook Fulbrighter was maakte dat je elkaar makkelijk opzoekt.” Het meest spectaculaire evenement dat Irene meemaakte was het Stuyvesant Bal, waar ze als Fulbrighter voor werd uitgenodigd. “Dat was heel uniek. Het is natuurlijk leuk om op plekken te komen waar je anders niet gauw komt.”

Bij de Cunningham studio leerde ze de trainingstechniek beheersen. “Merce ontwikkelde een methode om het lijf voor te bereiden op de uitvoering van dit werk, wat soms best wel complex is. Net zoals je balletlessen volgt om klassiek ballet te kunnen uitvoeren, volgde ik bij de Cunningham Studio technieklessen om deze repertoirestukken te kunnen uitvoeren.”

Ze nam deel aan een international training program met studenten van over de hele wereld, maar leerde er ook veel Amerikanen kennen. “Het was enerzijds erg leuk om daar in een internationale bubbel te zitten, maar ik was ook blij dat de lessen soms gemixt werden met het professional training program voor Amerikaanse studenten. Ik kon daardoor ook samenwerken met de locals uit de VS, wat veel doet voor je wederzijdse begrip. Dat is natuurlijk ook een van de kerndoelen van het hele Fulbright programma – dat je die cultuur beter leert kennen waardoor je als je in de toekomst samenwerkt met Amerikanen, ook beter begrijpt waarom er op een bepaalde manier gereageerd wordt en hoe je dingen moet presenteren.”

Ook op andere manieren leerde ze in die tijd Amerikanen kennen. “Ik had het geluk dat ik mocht oppassen op de kinderen van een choreograaf. Door die kinderen elke dag naar school te brengen kon ik ook wat zien van andere delen van de stad en andere leefwerelden meemaken.” Het was een typisch New Yorks gezin. “De moeder was van origine Chinees, de vader van origine Braziliaans. De kinderen gingen naar school in Harlem, waar een mix van allerlei achtergronden en culturen samenkomt.”

En dat is wel tekenend voor Amerika, vindt Irene. “Ik zag een enorme mix van verschillende mensen, van verschillende achtergronden, die bij elkaar kwamen in een soort tijdelijk vacuüm in New York.” Want dat is wel wat New York is. “New York is voor maar heel weinig mensen het begin en het eindpunt. Je komt niet constant geboren en getogen New Yorkers tegen. Het is een plek die een aantrekkingskracht heeft op bepaalde mensen in een bepaalde fase van hun leven.” Het is waarschijnlijk ook iets wat je alleen maar in een bepaalde fase van je leven aankunt, lacht ze.

Het leven in New York geeft dan wel veel energie, maar dat heeft ook een schaduwkant, vindt Irene. “New York bruist altijd. De hoeveelheid informatie en activiteiten die er in New York op je afkomen ben je vanuit een Nederlands perspectief niet gewend en kun je ook nergens in Europa vinden. Maar ik geloof ook dat het een vluchtig leven is en bovendien behoorlijk intensief. Die fear of missing out brengt ook een zekere druk met zich mee. Wat je ook kiest, je mist van alles waardoor je eigenlijk altijd ‘aan’ staat.” En ook de kosten van het leven in New York zorgen ook voor restricties. “Je kunt wel overal willen zijn, maar je kunt het niet allemaal betalen.”

Connecties

Het feit dat ze een Fulbright beurs had ontvangen leverde haar tijdens haar verblijf veel connecties op. Dat is een van de meest bijzondere aspecten van het programma, vindt Irene. “Als danser leef je in een geïsoleerd wereldje waarin trainen centraal staat. Ik heb vanaf mijn achtste geleefd voor de dans en had daarbuiten niet een heel groot netwerk opgebouwd. Als je dan opeens naar de andere kant van de wereld gaat, is het fijn als er een organisatie achter je staat met een netwerk en ondersteuning, die je advies geeft over praktische zaken en je in verbinding brengt met andere Fulbrighters.”

Zo kreeg ze ter plaatse een mentor. “Ik werd in contact gebracht met Erwin Maas. Hij is theaterregisseur en woont en werkt nog steeds in New York. Het was zo fijn om ter plaatse iemand te hebben die het veld kende – en dan bedoel ik niet alleen Amerika, maar ook het theater en performing arts veld.” En ze vond ook andere mentoren in haar veld. Haar Fulbright beurs werd uitgereikt door Madeleine Eekels. “Zij was de eerste danseres van Nederlandse origine die een Fulbright beurs kreeg om naar de VS te gaan. Ik vond het heel bijzonder dat zij op de award ceremony was. Sindsdien is ze altijd een steun en motivator geweest. Ze nam me mee naar voorstellingen en was altijd geïnteresseerd in wat ik deed en hoe het ging met mijn carrière, ook na mijn Fulbright jaar.” Dat mentorschap is zo bijzonder, vindt Irene. “Madeleine was niet eens bedoeld als mentor maar was zo’n goed persoon –  je voelde gewoon dat ze het allebei leuk vonden om te doen.” Madeleine Eekels is helaas een paar jaar geleden overleden, maar met Erwin heeft ze nog steeds contact.

Ook ontstonden er vriendschappen met haar mede-Fulbrighters. Ze heeft nog altijd een hechte vriendschap met Merel, die ook in dat jaar een Fulbright beurs ontving. “We leerden elkaar kennen op de award ceremony, inmiddels 11 jaar geleden, en zijn nog steeds beste vriendinnen. Het begon bij onze ouders, die zagen dat hun dochters allebei naar New York gingen en vonden dat we elkaar even moesten ontmoeten. Dan konden we bij elkaar terecht in New York als er iets was.” In New York vonden Irene en Merel inderdaad veel steun aan elkaar. “Toen ik in New York aankwam had ik niet zo’n fijne woonsituatie. Ik had Merel’s nummer en toen heb ik haar gebeld.” Zij nodigde Irene onmiddellijk bij haar thuis uit. “Ze zei, ik heb alleen een luchtbed, maar daar passen we wel met z’n tweeën op. Ook zij zat in een leeg appartement, maar dat was beter dan waar ik zat. De daar ontstane vriendschap, op dat luchtbed, met iemand die ik slechts een keer eerder in Amsterdam had ontmoet, is mijn favoriete herinnering aan die tijd daar.

Ik weet nog dat we samen met 20 dollar ergens een dekentje gingen kopen omdat we niet meer geld hadden. En dat we ergens een luchtbed vandaan hadden getoverd waar we dan met z’n tweeën op konden slapen terwijl we elkaar helemaal niet kenden – dat was wel magisch. Het is toch bijzonder dat je elkaar daar dan vindt in zo’n gekke stad.”

Cultuurverschillen

De cultuurverschillen tussen Nederland en de VS zitten vooral in de kleine dingen, vindt Irene. “De echte leermomenten zitten in hele kleine dagelijkse dingen, als ontdekken dat boodschappen doen in een supermarkt in Amerika veel duurder is dan eten afhalen in een restaurant. Dat ongezonde eten vond ik als danseres natuurlijk wel ingewikkeld, maar het was ook leerzaam. Het zijn hele basale dingen, maar het breekt je patronen en gewoontes. Je leert dat het niet overal zo gaat zoals het in Nederland of binnen je eigen gezin gaat.” Een ander voorbeeld: “Ik moest erg wennen aan de Amerikaanse communicatiestijl. Je loopt een winkel in en wordt overvallen door vriendelijkheid en behulpzaamheid. Als Nederlander denk je dan in eerste instantie: huh? Laat me even met rust, ik wil gewoon even kijken.” Die verhalen zijn grappig, maar wat je uiteindelijk leert is veel waardevoller. “Cultuurverschillen zitten in hele kleine dagelijkse dingen. Eetgewoontes, ritme, hoe je met elkaar omgaat en wat beleefdheden zijn. Op het moment dat je er midden in staat realiseer je misschien nog niet wat voor impact dat heeft op je denken en hoe je naar mensen met andere gewoontes kijkt. Door je compleet in een andere cultuur te laten vallen en je blik open te houden voor wat er om je heen gebeurt ontwikkel je een tolerantie voor het feit dat mensen anders over dingen denken. Natuurlijk ontwikkel je ook een tolerantie voor de VS, maar het is nog veel breder dan dat. Je ontwikkelt een blijvend begrip voor mensen die het anders doen dan jij.”

Dat dit begrip daar ontstaan is realiseerde Irene zich pas later.  “In de VS was ik heel intensief met dans bezig. Danseres zijn betekent trainen, trainen en trainen, van ‘s ochtends vroeg tot acht uur ‘s avonds. Achteraf gezien heb ik daar heel erg in een bubbel geleefd en dan ook nog een overwegend witte, hoogopgeleide kunstenaarsbubbel. Ik ging wel mee met het outreach team van mijn opleiding naar bijvoorbeeld public schools in de omgeving. Dat waren alleen jonge kinderen en daarmee heb je geen diepe gesprekken over de ongelijkheid en andere dingen die zo schrijnend zijn in de VS.” Toch leverde die tijd in New York haar een veel genuanceerder beeld van de VS op. “Door mijn contacten in de VS ben ik later wel op een andere manier naar de nieuwsberichten gaan kijken. Je relatie met het land is niet klaar als je het vliegtuig instapt.”

Terug naar Nederland

Irene’s studietijd in de VS kwam onverwachts ten einde. Na een jaar werd de opleiding stopgezet. “Ik ben naar New York vertrokken met het idee om daar twee jaar te wonen en studeren, maar kreeg na één jaar te horen dat de company aan het afronden was en dat het financieel niet meer te bolwerken was om de visa van alle internationale studenten te sponsoren. We werden met een groepje van tien studenten bij elkaar gezet en kregen te horen dat we na de zomer naar huis moesten. Het was best heftig om zo ineens het land uitgebonjourd te worden.” Hoewel Irene formeel nooit haar diploma heeft gehaald, mag ze zich wel expert in de Cunningham methode noemen. “Ik heb tot de dag van vandaag nog heel nauw contact met de rechterhand van Merce, die ook naar Frankrijk is geëmigreerd. Hij vindt dat papiertje helemaal niet zo relevant. Hij weet dat de methode goed beheers en deze ook goed kan uitdragen, maar officieel heb ik de opleiding nooit kunnen afmaken,” vertelt ze. “Ik ben heel erg dankbaar dat ik toch dat laatste jaar van het bestaan van die opleiding heb meegemaakt en dat ik zo dicht mogelijk bij de bron heb kunnen komen, omringd door mensen die op een dagelijkse basis met Merce zelf gewerkt hebben.”

Verdere carrière

Haar verblijf in New York stond aan de basis van een internationale danscarrière, waarbij ze in verschillende landen werkte. Eenmaal terug in Nederland volgde ze eerst nog een master bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam – een heel ander vakgebied dan dans. “In die tijd speelde het plan om tweede studies duurder te maken en werd er al gesproken over veranderingen in de studiefinanciering. Ik had in mijn achterhoofd altijd wel het idee om nog een andere studie te doen. Als danseres ben je erg afhankelijk van hoe je lijf het houdt en weet je niet of je altijd kunt blijven dansen. Ik besloot dat dit het moment was om nog een back-up plan voor mezelf te creëren.” Het was interessant om vanuit een ander perspectief naar haar eigen veld te kijken. “Ik heb me veel beziggehouden met leiderschap in de culturele sector. Het was een tijd waarin veel gekort werd op cultuursubsidies en ik hield me bezig met strategieën om dat op te vangen. Mijn onderzoek ging over vragen als: hoe ga je met culturele sector om met financiële veranderingen? En als je toch als kunstenaar aan de slag wilt, hoe moet leiderschap er dan uit zien?”

Ze liep stage bij de directie kunsten van het Ministerie van OCW en ging daarna als procesmanager aan de slag bij het Holland Dance Festival, maar na twee jaar besloot ze om toch meer tijd door te brengen aan de artistieke kant. “Een hele dag achter een computerscherm zitten is niets voor mij. Ik wilde meer tijd op de vloer doorbrengen en ben weer meer gaan lesgeven en gaan reizen. Ik heb een tijd in India gezeten op uitnodiging van een professionele dansopleiding om daar het curriculum te verbeteren en aan te scherpen. Het was onwijs interessant om mee te denken over hoe zo’n opleiding vormgegeven kan worden voor mensen die geen klassieke westerse dansachtergrond hebben, zoals bijvoorbeeld ballet. Tegelijkertijd wilde ik kijken hoe je met de Indiase klassieke tradities een de vertaalslag kunt maken naar wat we nu wereldwijd moderne dans noemen. Kun je aansturen op een mix vanuit die traditie en de moderne dans elementen om een eigen moderne dans vocabulaire te ontwikkelen? Dat was erg leuk om te doen.”

Tegenwoordig geeft Irene weer Cunningham lessen aan jonge dansers in Parijs en werkt ze aan eigen projecten zoals het creëren van beweging voor film. Samen met haar vrouw, die cineaste is, probeert ze in nieuwe projecten de wereld van choreografie en film samen te brengen. Ze keerde ook weer terug bij het Holland Dance Festival, een organisatie met de centrale doelstelling om internationale dans naar Nederland te halen. “Ik werk nu voor de afdeling Holland Dance Festival in de Maatschappij, waarbij ik veel werk aan wat we inclusiedans noemen. Daarbij proberen we mensen met verschillende fysieke en mentale capaciteiten bij elkaar te brengen met professionele dansers om producties te maken en talent op te zoeken en ontwikkelen. Ik werk nu veel in het speciaal onderwijs om kinderen kennis te laten maken met dans en te laten zien dat het ook voor hen een optie zou kunnen zijn als ze dat willen.”

In het lesgeven maakt ze zeker ook gebruik van haar ervaringen uit de VS. “Die benadering waarbij alles fantastic is en die ik in eerste instantie als onecht optimisme ervaarde was uiteindelijk heel prettig. ‘Awesome, but… ‘ werkt veel stimulerender dan het meer nuchtere ‘ja, nou, doe dat nog maar een keer…’. Ik heb sindsdien altijd meegenomen dat het veel beter werkt om iemand op een positieve manier te stimuleren om harder te gaan werken. Het resoneert beter bij leerlingen omdat je op die manier veel meer zin krijgt om het nog een keer te proberen.”

Uiteindelijk komt het allemaal mooi samen. “Mijn huidige carrière is een mooie mix van alles wat er geleerd is, zowel in de VS als later in de bestuurskunde tijd.”

Alumni

Irene bleef ook betrokken bij het Fulbright alumni netwerk, onder andere als bestuurslid van de NFAA, waar ze meewerkte aan het organiseren van activiteiten zoals het jaarlijkse thanksgiving dinner en huiskamerlezingen. Het was een leuke, laagdrempelige manier om met elkaar in contact te blijven, vindt ze. “Het mooie van dat soort projecten is dat na je tijd in de VS met die uitwisseling bezig blijft. Ik denk dat het erg belangrijk is om met elkaar in contact te blijven om de langdurige impact van wederzijds begrip te behouden. De wereld verandert en je hebt binnen het Fulbright programma zoveel verschillende generaties, met verschillende ervaringen met de VS en het veld, dat je heel mooi dingen aan elkaar door kan geven. Het netwerk dat je opbouwt en de manier waarop je elkaar vanuit verschillende perspectieven scherp kunt houden is heel waardevol. Ik denk dat het belangrijk is dat er een plek is waar je nadat je in de VS bent geweest dit gevoel levendig kunt houden.”

75 jaar later

Die ervaringen zijn tegenwoordig nog even waardevol als 75 jaar geleden, vindt Irene. “De wereld is misschien veranderd in de zin dat je tegenwoordig veel makkelijker met een lowcost ticket naar de VS vliegt, maar ik heb ook het gevoel dat de wereld erg aan het verharden is en steeds nationalistischer wordt. We denken nu veel meer in termen van ‘mijn land, mijn mensen en mijn dingen’. Programma’s als Fulbright zijn juist nu heel hard nodig om dat begrip voor mensen die het anders doen of een ander perspectief meebrengen te behouden. Dat begrip sijpelt door in alle facetten van je denken. Het maakt niet uit of het gaat om iemand uit de VS of iemand met een heel andere achtergrond. Het speelt bijvoorbeeld ook als je met je team binnen je eigen organisatie aan tafel zit. Dat je niet onmiddellijk de ideeën van de ander wegwuift, maakt je een veel prettiger mens om mee samen te werken, te leven en om samen een maatschappij mee op te bouwen.”

Studenten die in de toekomst met een Fulbright beurs naar de VS zouden willen wil ze meegeven om vooral niet te aarzelen. “Wees vooral niet te bang om de stap te zetten. Ik heb in de aanloop naar de beurs lang getwijfeld, maar het is zo waardevol. Ik hoop dat iedereen die denkt te verlegen te zijn of aan zichzelf twijfelt de stap vooral durft te maken.”

Fulbright Commission, 2021. Interview door Manon Kolsteren.